zondag 9 december 2012

Van Eyck in Rotterdam

Nog een treinreis. Deze keer naar de grote tentoonstelling in het Museum Boymans van Beuningen "De weg naar Van Eyck". Zeer de moeite waard, ook de tekeningen en kunstvoorwerpen die een beeld schetsen van de kunst van de Veertiende Eeuw in de Nederlanden.

      Dit schilderij komt helemaal uit Amerika

 
In het museumrestaurant was het ook heerlijk toeven met een kop soep en uitzicht op de mooie tuin.



 


Rotterdam blijkt ook nog altijd een bezoek waard voor de nieuwe architectuur en de beeldhouwkunst aan de openbare weg. Het nieuwe station is bijna klaar en wordt omringd door futuristische gebouwen. Maar ook de villa's in het Museumpark, wisten ons te charmeren. Hierboven het Museum Chabot uit de jaren dertig van de vorige eeuw, het Nieuwe bouwen, stralend in de winterzon.

Dagje Den Haag

Altijd weer heerlijk om te lunchen bij Corona en daarna wat kunst te genieten. Deze keer bezochten we de Galerij van Willem V. Zeer aan te bevelen om in de stemming van het Hof te komen. Een bezoek aan de Gevangenpoort konden we nu niet meer ontlopen. Dat was zowel gruwelijk als interessant, toch. Natuurlijk flaneren we dan nog even over de Lange Voorhout en over het Binnenhof.

 Willem van Oranje in de zon op het Plein.

De dag werd besloten met een lezing in Sociëteit de Witte. Op uitnodiging. Toch een echt Haagsche ervaring om daar je borrel te genieten.
 
 

 
-

Raphael in Haarlem



 
In het Teylersmuseum in Haarlem zijn schitterende tekeningen te zien van Raphael. Er is helaas maar één schilderij van de meester zelf, wel een hele mooie madonna, meer van zijn tijdgenoten en leerlingen. Het bijzondere was dat wij kort geleden nog zo genoten hebben van zijn fresco's in Rome. Zie bijgaand archief in de maand juni, voor de foto van de galerij in de Villa Farnesina.

Winters Amsterdam

Heerlijk weer, soms

Zie de maan schijnt door de bomen...

zaterdag 17 november 2012

Istanbul op de thuisreis


19 september hadden we weer een dag op de Zwarte Zee. Het schip ploegde zich voort terug naar die onvergetelijke stad Istanbul, de eindbestemming van onze lange en zeer interessante reis, beschreven op onderstaande pagina's. De reisleiding was ons nog niet vergeten, want de NRC Academie wilde natuurlijk een goede indruk achterlaten. Groep Rood kreeg ditmaal : Bram Vermeulen : Turkije Waarheen?
Het antwoord wist hijzelf ook niet, maar zo’n beschouwing van een ervaren regiospecialist is de moeite waard. Daarna volgde Hans Theunissen : met het Het Topkapi Paleis. Hij liet zien dat hij op deze zaak gestudeerd had want hij sprak dit herhaalde malen anders uit, op zijn Turks, namelijk het Topkape Paleis. Kennelijk kunnen de Turken de i niet goed uitspreken, zoals de Belgen de G ook nog wel eens verwisselen met de H.
Interessant was het wel. We begrepen dat de architectuur met zijn veelvoud aan hoven een afspiegeling was van de Ottomaanse opvatting van macht. De heerser ziet, maar kan niet gezien worden. Daarna hoorden we nog één keer de warme klanken van het muzikale duo die Bloch, Shostakovitsj en Rachmaninoff voor ons vertolkten. Laat in de middag hoorden we tenslotte van Bram Vermeulen hoe een journalist zich voelt in de taboe cultuur. Hij liet met filmfragmenten zien dat zowel Grieken als Turken liever de waarheid omzeilen dan die onder ogen te zien. Als journalist kan hij wel hengelen naar de waarheid, hij krijgt alleen de toegestane antwoorden. Als hij mensen in het nauw drijft met zijn vragen, weren ze lachend af, nee, dat kan niet. De politieke ontwikkelingen zijn precair. Ook Bram kan niet met stelligheid de uitkomst voorspellen. Westers? Islamitisch? Allebei?

20 september  is de laatste dag van onze reis, die wij echter niet meer aan boord zouden doorbrengen. We werden geïnstrueerd over het naderende vertrek. Hiertoe waren er reeds gisterenavond kofferlabels in kleurtjes uitgeven, eveneens een overzicht van genoten drankjes en versnaperingen. Omdat wij onze creditcard vooraf hadden laten inlezen was er voor ons geen vervelend gescharrel met geld nodig. Alle kosten waren keurig geregistreerd. De koffers moesten voor het slapengaan op de gang worden neergezet en zouden ’s nachts van boord gehaald worden en in de aankomsthal worden gebracht.
Dit verliep uitstekend.
We leverden onze scheepspassen in en zorgden dat we onze eigen paspoorten klaar hadden. Jammer! Slechts twee nieuwe stempels ontvangen: één voor Turkije en één voor Georgië. Oekraïne vindt dat kennelijk niet nodig. En Griekenland is Schengenland.
We hadden als laatste activiteit een excursie naar het Topkap-e-(i) Paleis geboekt.

Het Topkapi-paleis met de schoorstenen van de keukens.

Een luxueus buitenpaviljoen voor de Turkse heerser

De gids die wij troffen was iemand die met zijn verkeerde been uit bed gestapt was en die het niet kon schelen of hij een bende schapen in de bus had of toevallig een aantal mensen. Ongeïnteresseerd tot en met. We namen later wraak door de chauffeur, die al onze koffers moest tillen, een grote fooi te geven en hem niet.
Het paleizencomplex is fantastisch uitgestrekt en de collecties zijn bijzonder, exotisch, de juwelen zeker verbluffend. (Wikipedia geeft een puike uitleg). Het is er zeker te vol met toeristen, men wordt er niet vrolijk van. We hadden gelukkig wederom een pak boterhammen mee en zaten die op te eten op het grote plein, waar we in de eerste dagen ook waren geweest.
De Turkse vuilophaaldienst, te weten een man met een bezem die een karretje voortzeulde had de dag van zijn leven. Hem werden appels, chocolade en niet opgegeten boterhammen toegedeeld die hij stiekem achter een verderop geparkeerde auto sorteerde. Van deze plaats gingen we naar het vliegveld waar we onszelf en onze eigen koffers inklaarden, nu geholpen door een baliemedewerker en werden vriendelijk verwezen naar de vertrekruimte. Dit bleek de verkeerde te zijn - het was zo merkwaardig leeg terwijl het vertrek naderde - we misten daarom bijna nog ons vliegtuig.
Maar goed, na 2.5 uur waren we weer op Schiphol. (Klok een uur terug) en gingen met de rode bus 179 naar het Leidseplein en verder te voet naar huis. Waar het klokje thuis tikt, tikt het nergens. Dus gauw weer de grote klok tot leven gebracht die nu statig zijn slinger laat bewegen en op de kwartieren, halve uren en uren zijn uitgekozen lied laat horen, tot meerdere glorie van ons thuis.

Odessa


17 september. We zijn, na een nacht varen, aangekomen in de haven van Odessa. Dat is nu de grootste haven van de Zwarte Zee. Odessa is een vrij jonge stad maar het heeft een rijke kosmopolitische achtergrond.
We gaan vandaag op een stadsoriëntatie en bezoeken het museum van schone kunsten. Bij de stadsoriëntatie waren natuurlijk de trappen (van Odessa) bekend van de film “Potemkin” van Eisenstein het indrukwekkendst. Van beneden af zie je alleen maar de treden terwijl je van boven af alleen maar de vlakke terrassen ziet.
Er zijn prachtige lanen die men zo als franse lanen kan betitelen. Dat was ook niet zo verwonderlijk, want in de verlichte oudheid wist Catharina de Grote de fransman Emmanuel Richelieu, de neef van de Kardinaal (Richelieu) over te halen om naar deze plaats te komen als gouverneur van het Nieuwe Rusland. Hij heeft gezorgd voor de Franse inbreng en heeft, als ik mij goed heb laten voorlichten, het grondplan van de straten van Odessa ontworpen en laten uitvoeren. Hij heeft als dank een standbeeld gekregen dat boven aan de trappen staat, (die van Odessa.) Ik maakte nog mooie foto’s van een Opera gebouw, dat waarschijnlijk een replica is van hetgeen wij in Dresden of Wenen zagen. Er waren meer prachtige gebouwen in Weense of Italiaanse stijl.


Er waren nog meer ruime pleinen, lanen en straten die ons getoond werden door onze gids, een dametje met een mutsje op die ons redelijk vlot voortsleurde en in een mum de zaken door- en voorbij liep. Het museum voor moderne kunst is mij niet bijgebleven en de kathedralen die men ons wees en waarin we, gehuld in bedekkende kleding, de dames met sjaals over de hoofden, in kwamen, werden door ons gekwalificeerd als kerken van wisselende kunstzinnigheid,  - bijna alles gloednieuw en mierzoet. Teruggekeerd werd er laat in de avond nog de film Battleship Potemkin gedraaid, maar ik ging eerder weg. Een draak van een film vind ik, afgezien van die trappenscène waar die kinderwagen naar beneden stuitert, Sonia bleef hem tot het einde uitkijken.

Holocaust-monument in Odessa


18 september hadden we ingeschreven voor een bezoek aan Joods Odessa. We begonnen met het park waar ter herdenking van elk slachtoffer van de holocaust jonge berken werden aangeplant.
Helaas was het Joods Nieuwjaar en alles in de Joodse wijk was dicht. We zagen wat gevels van synagogen, in diverse stijlen,  een aantal jongens met keppeltjes, die als beveiligers optraden, keken onverschillig terug. We bezochten ook een vervallen cultureel centrum waarbij we gevoeglijk aannamen dat er dus weer een rijk Joods cultureel leven zal bestaan, na de eeuwenlange pogroms, de holocaust en de grote uittocht naar Israel.
Misschien hadden we toch beter de literaire toer genomen, maar aan vervallen huisvesting van reeds lang tot stof vergane schrijvers valt ook niet veel te beleven. Je kan de verhalen van Isaac Babel beter lezen. Het stadsleven echter maakt een zeer ontspannen en elegante indruk. We denken dat het voor de welgestelde Oekraïner goed toeven is in deze stad. De welvaart neemt toe en het kleurrijke verleden trekt gouden draden door de alleeën en parken.

‘s Avonds hadden we een balletvoorstelling in dat mooie operagebouw dat ik de vorige dag gefotografeerd had. De dansers en danseressen hadden voor het grootste gedeelte hun opleiding genoten in Russische balletscholen, dus de uitvoering was van hoge klasse. Hier werd Chopiniana (Les Sylphides)  gedanst en de Carmen-suite, speciaal voor ons gezelschap. Dit laatste werd zeer expressief gedanst en viel in de smaak bij iedereen. De gids van de vorige dag, (dat mevrouwtje met dat mutsje) liep ook hier weer ijverig beredderend rond om mensen hun plaats te wijzen.


De Krim van Jalta tot Sebastopol


We brachten de 14de september weer een dag op de Zwarte Zee door.
Nog steeds was de leiding van de NRC - Academie er niet van overtuigd dat we nu alle ingrediënten tot de volgende tocht naar de zo belangrijke steden aan de Krim, Jalta en Sebastopol, tot ons genomen zouden hebben, (via de literatuurlijst natuurlijk). Voor de langzame lezertjes waren er andermaal een aantal lezingen op z’n plaats vond men
Pieter Steinz had het over Anton Tsjechov in het web van de wereldliteratuur
Terwijl Fik Meijer sprak over Paulus, een leven tussen Jerusalem en Rome.
Deze laatste lezing sloeg voor mij althans negens op. Noch Jerusalem noch Rome waren in het reisschema opgenomen en de apostel Paulus was zijn leven, hoe interessant ook, bezig in andere werelddelen door te brengen.
We kregen als tussenstuk “de Russische ziel” te horen van Tsjaikovski waarbij de Russische ziel van de cellist prachtig tot uitdrukking kwam in de donkere, soms klagende  klanken van zijn prachtige instrument en wat later konden we nog genieten van het werk van Rachmaninoff.
Henk van Os legde de Russische schilderkunst 1850 - 1900 voor ons open. Hij sprak o.a. over de voorgangers van de schilder Repin.
Fik Meijer had het over het Heimwee aan de(on)gastvrije Zwarte Zee.
Dat ging over de klaagzang van Ovidius, verbannen naar Constantinopel aan de Zwarte Zee. Toen was het zoals nu, een welvarende stad joyeuze badplaats, maar volgens de Romeinse dichter was het verkleurd, omringd door barbaren.
Hierna mochten we de droge keel smeren en in de nog overvloedige zon gaan liggen bruin worden, voor de pijp en voor wie dat wilde natuurlijk.


Bij het ochtend gloren, nou ja, het gloorde al een tijdje, voeren we de 15e september de  haven van Jalta binnen. Je maakt je daar eigenlijke geen goede voorstelling van want Jalta wordt onmiddellijk geassocieerd met de samenkomst van de grote drie, Stalin, Rooseveld en Churchill. Jalta heeft een mooie haven en is tegen de rotsen gebouwd. Het is een badplaats met 19e eeuwse allure. Nu voor rijke mensen.
We “deden” de excursie van de stadsoriëntatie en het bezoek aan het Vorontsov paleis in Alupka. Dit paleis is gebouwd in opdracht van Prins Mikhall Vorontsov (1782 - 1856) als zomer verblijf. Hij was gouverneur van de Krim, maar had gestudeerd in Engeland. Hij was steenrijk en bezat 30.000 lijfeigenen.
Wij moesten op een gegeven ogenblik overstijgen in kleinere busjes, daar de grote bus de draai niet kon nemen en ook te geweldig was voor de smalle lanen. Wij reden door een prachtig park met een de rechterkant een groot bergmassief. Het paleis dat we weldra zagen vertoonde aan de voorkant een Europees aandoend kasteelachtige aanblik, zeg maar een Engels landgoed in Neo-Tudor stijl. De achterkant vertoonde daarentegen een Islamitische architectuur met Moorse invloeden. Zie hiervoor de pagina van wikipedia. http://en.wikipedia.org/wiki/vorontsov Palace (Alupka). De inrichting is een beetje bric-a-brac. Maar het uitzicht van het leeuwenterras, met zes forse leeuwen, op de landtongen van Jalta is adembenemend. Een leeuw is erbij in slaap gevallen, met een schaduw van een ketting over zijn neus.




 Tijdens onze lunch daar ter plaatse keken we uit op het Zwaluwnest, een paleis op een van de vele klippen. We lunchten voortreffelijk met het landelijk gerecht borscht waarvan de rode bieten die zo uitgesproken zijn in dit recept, vervangen waren door verse tomaten, misschien niet origineel, maar wel erg lekker. Sonia kocht er in de winkel een paar sieraden die moesten doorgaan voor turkooizen, maar gezien de prijs dat nooit konden zijn. Als je er maar blij mee bent.
Daarna maakten we nog een rondrit en een wandeling door het stadje. Er was een mooie kerk bovenin, met gouden koepels, een stadspark en natuurlijk de beroemde boulevard van die Tsjechov zo melancholisch heeft beschreven in het verhaal “De dame met het hondje”. Zij en haar hondje hebben er een monument gekregen, nogal pijnlijk houterig, droevig dit lot, als je van haar houdt.  Zijn villa staat er ook nog, maar eigenlijk zoek je tevergeefs de sfeer, de elegantie, de charme van de boulevard, ondanks de palmbomen. We horen ook voor het eerst dat Tsjechov Jalta eigenlijk haatte, allicht, hij verbleef er noodgedwongen om te genezen van de tbc. En ondanks het gezegende klimaat was hier, net zoals aan de Côte d’Azur, alle hoop op genezing ijdel. De eerste toeristen, de hoge adel die zich kon veroorloven te reizen, kwamen om te kuren en te genezen van hun dodelijke kwalen. Hun volgelingen kwamen om zich te koesteren in de glamour van de groten der aarde die hier waren neergestreken in grote privédomeinen. De communisten maakten er sanatoria van voor de gunstelingen van de partij. De nieuwe russen willen genieten van het sub-tropische Jalta als moderne mensen met oorverdovende muziek en kermis en een autorally. Het zij hen gegund. Wij trekken ons terug voor een slaapje in onze kajuit met een goed boek.



De 16e september gingen we met de bus naar de Tsarenpaleizen Massandra en Livadia en daarna door met de bus (ongeveer 80 km), naar Sebastopol.
Massandra is een voormalig tsarenpaleis waar de Tsaar niet woonde, maar dat hij als buitenverblijf aanhield, zogezegd om met de familie te picknicken.
Dit paleis werd ook gebouwd door prins Vorontsov, deze keer in Loire-stijl, maar hij heeft het nooit af gezien. De constructie van het paleis had geen gelukkig gesternte. Drie bouwheren zijn tijdens de bouw ter ziele gegaan. Niet lang daarna brak de revolutie uit en dat was voor hen einde verhaal. Het uiteindelijke resultaat wat ons nu voorgevoerd wordt is een paleis dat geen hart heeft. Alle meubels en schilderijen zijn van andere paleizen afkomstig. Er is wel een schitterende tuin om het kasteelachtig paleis aangelegd met een wijds uitzicht op Jalta en de rondom oprijzende bergen. Stalin heeft er één dag zijn intrek genomen, maar hij vond het te afgelegen en keerde terug naar Jalta.




Daarna gingen we naar het witte paleis Livadia, gebouwd door Tsaar Nicolaas II. Hiervoor liet hij het paleis van zijn voorganger, dat daar voordien had gestaan, en waar de Amerikaanse schrijver Mark Twain nog zo gul is ontvangen door de tsarenfamilie, afbreken om er zijn eigen creatie op te kunnen neerzetten.
Toen Tsaar Nicolaas II door de revolutionairen gedwongen werd tot aftreden, had hij zich daar willen terugtrekken met zijn gezin, maar het werd hem niet toegestaan. Zij werden elders geëxecuteerd. Na de revolutie werd er een tehuis voor revaliderende proletariërs van gemaakt. In 1945 kwamen de Grote Drie, (Stalin, Rooseveld en Churchill) daar bij elkaar om Europa te verdelen. Het was achteraf bezien gelukkig dat we vandaag kwamen, want gisteren was het paleis nog dicht wegens een andere belangrijke conferentie over de toekomst van de Zwarte Zee. Nu zagen we een replica van de ronde tafel waaraan de regeringsleiders hadden gezeten met hun secondanten. Waar wie precies zat was na te gaan op vergeelde foto’s aan de wand. Het privé-appartement van de toen doodzieke Rooseveld was vrijwel ongeschonden; we konden ons goed voorstellen hoe de sfeer moet zijn geweest, inclusief de angst voor Russische afluisterapparatuur.
Na een goed inzicht te hebben gekregen in de historie, nu alweer bijna 70 jaar terug, vertrokken we met onze grote comfortabele bus om over land de reis te gaan maken naar Sebastopol, terwijl het schip naar een aanlegplaats in die haven opstoomde. De Russen zeggen hier voor de b een v.



In Sebastopol aangekomen reden we naar een hoogte waar een rond gebouw stond, één van de laatste Panorama’s waar de 19e eeuwse Europese steden rijk aan waren. We kennen in Den Haag het Panorama Mesdagh en in Wroclaw het Panorama Raclawice, voorstellende een veldslag tussen Polen en Russen, rond 1800. Hier gaat het om een enorm geschilderd doek van de getroffen stad tijdens de Krimoorlog, gezien vanuit een vesting met geschut, 360° in het rond. De slag die hier geschilderd is vond plaats op 18 juni 1855. De Engelsen en de Fransen vielen toen gezamenlijk Sebastopol aan. Dit werd furieus verdedigd door de Russen die weliswaar de slag verloren, maar daar is in deze schildering nog geen sprake van. Onderscheid tussen de reële voorwerpen op de voorgrond en de geschilderde voorstelling was voor het blote oog geheel niet te zien. Alles sloot bedriegelijk op elkaar aan, iedereen bewonderde de realistische kunst van de schilder Franz Romboud, hoe ijselijk het tafereel ook was. In de Tweede Wereldoorlog werd het gebouw en mede het panorama danig vernield, maar dankzij de techniek en het doorzettingsvermogen van de restaurateurs is het weer een fantastisch geheel geworden.
Tolstoj, de grote Russische romanschrijver, heeft als jonge officier deze gruwelen meegemaakt. Hij geeft er een heel precieze beschrijving van in zijn verhalenbundel “Sebastopol”.
Terug in het schip hoorden we na het diner nog een lezing van
Pieter Steinz : Odessa als literaire metropool.  Dit vast om ons voor te bereiden op een uitstap die nog moest volgen. Nooit weg om het nu al te weten.

zaterdag 3 november 2012

Batumi, havenstad en badplaats Georgië

Op 13 september waren we reeds afgemeerd in Batumi, een havenstad van Georgië.



Ik had ook nog nooit gehoord van die naam, noch wat het inhield, maar daar kwamen wij gauw achter. Een prachtig uitziende schone stad vol mooie gebouwen en parken en er zijn ook hoge hoteltorens in aanbouw.

Hier zouden we vanavond de vrouw van de president ontmoeten, mevrouw Sandra E. Saakashvili - Roelofs. Zij is Nederlandse van geboorte wat de communicatie een stuk vergemakkelijkte. Tevens zouden we de Nederlandse ambassadeur ontmoeten die onze belangen vertegenwoordigt. Deze ontmoeting zou plaatsvinden in het State Dramatic Theater, een statig gebouw met de uitstraling van een opera gebouw. Dat konden wij zien vanuit de bus omdat wij deelnamen aan een stadsoriëntatie.

We waren hier in de Georgisch Rivièra, subtropisch en kleurrijk. Hier kwamen vooral de rijke Oost-Europeanen naar toe om van het mooie weer te genieten en de constante aangename temperatuur. Er groeide bamboe en palmbomen en het was in de schaduw aangenaam toeven. Maar niet voor ons, want we moesten toch een indruk krijgen van deze bijzondere stad. We zagen in een uitgestrekt park een afbeelding van Jason die het Gulden Vlies stal. Als men op een bepaalde plaats ging staan op één been en naar voren boog werd die afbeelding ineens 3D. Sonia probeerde dat bevallig te doen, maar zag geen verschil.



Toen wij later de foto bekeken die ik van het geheel genomen had was dit nu duidelijk wel te zien. Op een later tijdstip liepen wij over een plein waar hij, nu op een hoge pilaar, mansgroot zijn triomf op een uitgestrekte arm aan het publiek toonde.

Er waren vele interessante gebouwen en de uitstap was de moeite waard.
Wij bezochten op de terugweg ook nog een markt. Een drukke plaats vol met vrouwen en mannen van een zekere leeftijd die met zware zakken en manden heen en weer aan het zeulen waren. Fruit en kleding lagen op schappen om verkocht te worden. Ook was er binnen een zeer grote ruimte waar van alles te koop was. Sonia kocht een papieren tuitzakje met saffraan en een soort bruin zout wat, naar zij zegt, smakelijk schijnt te zijn. Er waren stalletjes met aan hun snuit gehangen biggetjes, enige grote schragen met kippen, geheel geplukt en met de pootjes naar boven en een aantal schragen met een soort snoep gegoten in staafjes die van boven af te knagen waren. Na deze gezellige marktinkopen keerden we weer naar ons schip terug.




's Avonds ging de hele groep, 475 man in hun paasbest uit het schip om de weg naar het operagebouw te lopen. Dat was best te doen, want dat was vlak in de buurt en de weg werd mede gewezen door leden van de bemanning die met bordjes waarop de scheepsnaam vermeldt stond om de zoveel meter stonden opgesteld.

Bij aankomst kregen we al een voorproefje van allerlei heerlijkheden die de Georgische keuken te bieden had, met wijnen die in de heuvels verbouwd werd.

Voor deze gelegenheid was de grote zaal geheel afgehuurd. Het was een prachtig gezicht, al die gouden opsmuk die de wanden sierden, gouden engelen incluis. Het toneel voorhang verbeelde een scene uit de oudheid waarbij er links een manlijk figuur stond die, leek het, een klap wou uitdelen. Waarschijnlijk was toen de draad op, want de voorstelling scheen af te zijn.

Paul Vigeveno, onze directeur van de NRC - Academie, hield een korte inleiding en gaf de Nederlandse ambassadeur het woord. Deze vertelde wat een het ambassade gebouw en de ambassadeur zoal moet doen in Tbilisi, de hoofdstad van Georgië en welke positieve regelingen daaruit konden voortvloeien.

Toen werd mevrouw Sandra E. Saakashvili geïntroduceerd. Zij is gelukkig, voor haar man, een nuchtere vrouw gebleven met veel initiatieven en een gezond verstand. Ze heeft al veel bereikt met de gezondheidszorg en neven stichtingen die activiteiten ondersteunen zoals ouderenzorg, sport- accommodaties, het terugdringen van de baby sterfte, en de gehandicapten zorg. Zij heeft al deze dingen ondergebracht in een stichting die SOCU heet en waar wij, als vermogende Nederlanders best ons steentje aan zouden mogen bijdragen. Zo heeft zij het natuurlijk niet gezegd, maar het kwam er natuurlijk wel op neer.

We kregen in de pauze de gelegenheid tot het wederom nuttigen van Georgische hapjes en drankjes en tot het stellen van vragen aan de ambassadeur. Vragen aan mevrouw Sandra E. hadden we al eerder gesteld na afloop van haar rede.

Na de pauze kregen we nog een wervelende show van Georgische dansers en danseressen die zich uitten in fabelachtige sprongen en andere dansen van oude oorsprong. Ook waren er een aantal zangers die met mooie stemmen innige liederen zongen. Geheel voldaan van die geweldige avond liepen we terug naar het schip, ditmaal onze terugtocht zelf kiezend.

 

De Bosporus en de Zwarte Zee

Dit is ons reisschema

De 12e september was een dag op zee en omdat dit een culturele reis is mocht er dus niet getreuzeld worden of nodeloos in de zon gelegen. Als we dat culturele niet van ons zelf hadden, dan zouden ze hier er wat aan kunnen doen. Op zich zelf was dit een interessante gedachte, maar wie dacht dat we oud en wijs genoeg waren, moest deze gedachte laten varen, er moest nog wat kennis bijgespijkerd worden.
We kregen, als groep Rood de volgende lezingen:
Midas Dekkers : Vreemde Eenden
Henk van Os: Mozaïeken en muurschilderingen in de Kloosterkerk van Chora (dl2)
Michiel Scheltema: Nederlandse bijdrage aan de versterking v.d. rechtsstaat in Georgië.
Dit alles omlijst door een muzikaal recital van het piano duo Ferschtman
Zij speelden stukken van Tsjaikovski, Tsintsadze, en Prokofiev.
Ik had tot op vandaag nog nooit gehoord van de componist Tsintsadze, maar dit klonk erg Georgisch en naar dat land waren we dus op weg.
Gelukkig gaf men ons tijd om nog wat te eten en om enigszins uit te rusten van de vele informatie die wij tot ons genomen hadden.
We konden nu onze schade inhalen wat betreft de doorvaart over de Bosporus, ook al zo’n naam met een grote historie.


donderdag 1 november 2012

Istanbul

We stoomden de 11e september met prachtig weer op vanuit de zee van Marmara. We liepen één van de havenmonden van Istanbul binnen, waar we afmeerden aan de kade van de wijk Galata met uitzicht op de Gouden Hoorn met zijn moskeeën, koepels en minaretten glanzend in de ochtendzon.




Wat een buitengewoon gevoel gaf ons dat en wat waren we dankbaar dat we dit nog mochten mee maken. Al die schepen die langskwamen waren de moeite waard en Sonia en ik stonden in stille bewondering voor dat vele moois dat ons als het ware op een presenteerblaadje werd aangereikt en waarvan we beiden met volle teugen genoten. Wat een geweldige indruk maakten die prachtige moskeeën met de hoog naar boven verheffende minaretten.

We hadden ons ingeschreven voor de excursie Istanbul in de Oudheid; moskeeën en kerken. Deze excursie besloeg een groot gedeelte van de dag en we maakten met een Engelse sprekende gids deze uitstap. We bezochten o.a. een uitgebreid onderaards bekken waar de Romeinen indertijd hun regenwater opvingen. De pilasters staan er nog steeds in het water en er zwemmen zelfs vissen in rond. Er zijn twee stenen hoofden van de godin Medusa. De ene staat op d'r kop
en de ander ligt op haar linker wang.



  We kwamen ook op een groot plein waaraan aan het ene eind zich de Blauwe Moskee verhief, aan de andere zijde stond de Haya Sofia, voorheen een kerk, later tot moskee omgedoopt en nu een museum. Er waren diverse restaurantjes en in een daarvan konden wij onze boterham opeten met voor mij een kopje Turkse koffie. Ook was er achterin nog een toilet aanwezig. Dat mag wel een beetje afbreuk doen aan de beschrijving, maar van dergelijke instellingen had men weinig kaas gegeten en tijdens de hele reis was het, buiten het schip, echt zoeken. Zowel de Blauwe Moskee als de Haya Sophia zijn wereld wonderen maar zij verschillen in betekenis. Waar de Blauwe Moskee een majestueuze eenheid vormt, zowel esthetisch als religieus, (Islam, Ottomaans), is de oude Haya Sofia een mengsel van honderdvijftig jaar historie, bouwkunst, rampen, veroveringen, restauraties en herstel. Er is heel veel te zien en de ruimte is nog steeds indrukwekkend, maar toch overheerst het gevoel van strijd. De prachtige mozaïeken in de nissen zijn slechts het restant van wat ooit oogverblindend moet zij geweest, maar door de kruisvaarders werd vernietigd of geroofd, (zie de San Marco in Venetië), of met veenlaag goudverf werd bedekt om de gelovige moslims niet te kwetsen. We hebben begrepen dat de archeologen verder genoegen nemen met het fotograferen van de voorstellingen dwars door de kalklaag heen. Ze zullen de resterende mozaïeken niet meer blootleggen als ze er al zijn. De Haya Sofia is sinds Ata Turk een museum en alhoewel het dus geen moskee meer is,wordt er met argusogen gekeken naar eventuele ongewenste seculiere ingrepen.
Wij bezochten ook de Romeinse renbaan. Een strekke die zesmaal moest worden afgelegd alvorens de wagenmenner zich kon verzekeren, mits hij de snelste was van een prijs. Die werd hem uitgereikt door de keizer. Dit alles staat gebeiteld in het marmeren voetstuk van de Egyptische zuil van Cleopatra. (zeggen ze). Het is het bovenste deel van een obelisk van de tempel van Karnak die eigenlijk voor Rome bestemd was maar die er nooit is geraakt.

We waren redelijk op tijd terug in ons schip want om kwart over zes zou deze vertrekken en opstomen naar Batumi, de havenstad van Georgië.

We konden nu onze schade inhalen wat betreft de doorvaart over de Bosporus, ook al zon naam met een grote historie.

Je ziet dat de zee van Marmara een breed water is en de Bosporus een nauwe doorgang waar het water afkomstig uit de Zwarte Zee zich doorheen perst, met vreemd genoeg, een zwakke onderstroom in tegengestelde richting en afhankelijk van het seizoen. Drie rivieren monden uit in de Zwarte Zee, de Donau, de Dnjepr en de Don en al dat water wil naar de Middellandse zee. Dat vormt dus een soort trechter waar dat allemaal doorheen moet en wij ook, tegen de stroom in. Op het eerste zicht heb je daar nog niet zon last van. De wind wakkert aan en de golven idem dito. Mooie plaatjes met wit schuim op de toppen.

We hadden zelfs nog een voordracht van Midas Dekkers die ging over Grenzen opzoeken. Een toepasselijke titel bleek alras. Je ging al wel heen en weer en met het opzoeken van de hut moest je je wel vasthouden aan de trapleuning of aan de stangen die daarvoor expres aan de gangen waren vastgezet. Het gelukte ons wonderwel om onze hut te bereiken. Deels omdat ons dek, dek 6 tussen dek 5 en dek 7 ligt. Dat had een ander ook wel kunnen verzinnen, maar op dek 5 werden alle lezingen gehouden en op dek 7 was het zonneterras en het lopend buffet voor alle maaltijden. We waren dus zonder kleerscheuren in de hut aangekomen, kleden ons zwaaiend uit en gingen naar bed. Kom, dacht ik nog in mijn naïviteit, ik heb goed gegeten en mij kan dus niets overkomen. Maar ja, die boot gaat wel met de golven mee, heen en weer dus, maar ook nog eens op en neer en dat tegelijkertijd. Daar kon mijn maag niet tegen en hij liet dat dan na enige tijd ook heftig merken. Ik kon jammer genoeg het toilet niet meer bereiken zodoende Sonia met de narigheid achter latend, want ik was niet meer van deze wereld en lag er als een zoutzak bij. De volgende morgen was alle leed geleden, voor mij dan. Het weer was prachtig, de zee kalm en Sonia nog steeds met slaaptekort, want die had de halve nacht moeten dweilen en opruimen. Ze was ook bijzonder uit haar hum, wat wel te begrijpen was.

Gelukkig waren er nog meer zeezieken geweest zodat we enigszins de narigheid van de vorige nacht konden delen.

Inscheping

Maandag 10 september De dag dat we gingen inschepen op de Royal Majesty, ons schip. Zoals men dat van een echt schip mag verwachten heeft het alles zichtbaar. Dus met een flinke voorsteven, en een fraaie achterzijde die men vreemd genoeg in scheepstaal -hek- noemt. Er stond een echte pijp op die kunstig verwerkt was in een witte omlijsting maar waar wel degelijk soms een vieze zwarte rookstoot uitkwam. Daarom was het ook raadzaam om, als men wilde zonnen, dit aan de voorkant van de schoorsteen te gaan doen en niet er achter.

Ons schip lag in de Piraeus, de haven van Athene. Daar zagen we een paar zeekastelen liggen met wel twaalf etages op elkaar en zonder een zichtbare voor of achtersteven. Dat kon het toch niet zijn, meenden we en inderdaad, daartussen lag onze bescheiden boot zoals ik die al eerder beschreef.

Wij waren de aller eersten die daar binnenkwamen, verwelkomd door leden van de bemanning met een welkomst drankje. De scheepsfotograaf die dit gebeuren op de plaat had vastgelegd was niet erg in vorm, zodat we de foto van ons verschijnen niet bij hem afnamen.



Aan boord gekomen kregen we de hut toegewezen, op dek 6 hut nummer D27 die ook op onze koffers vermeld stond en een scheepspas die wij konden gebruiken om onze drankjes en hapjes te bestellen en moesten gebruiken als we voor een excursie het schip verlieten dan wel terug keerden. We besloten om hen onze creditcard te laten inboeken zodat wij, als de reis ten einde was geen rompslomp zouden ondervinden en met een handtekening later de zaken zouden kunnen regelen. Na afloop werd er een keurig bijgehouden formulier gegeven waarop te zien was wat we allemaal besteld hadden. Wij kregen van de nota een afschrift. Het eerste blad was door mij of door Sonia getekend en zo konden we verifiëren of alles klopte. Een handig systeem die geen fouten toeliet. We betaalden ongeveer 9 euro p.p. per dag aan de bediening, die achteraf op het afreken formulier te zien was. De hut was klein maar zeer efficiënt ingericht. Alles wat een passagier kon verlangen was erin opgeborgen. Twee aparte bedden die goed sliepen met een kastje daar tussenin waar allerhande spullen in konden worden opgeborgen, een grote hang en legkast met een safe en een badkamer met een douche en een toilet. De koffers kwamen niet lang daarna en Sonia kreeg wederom de neiging om alles meteen uit te pakken, ditmaal zonder commentaar van mij. Toen alles opgeborgen was schoven we de koffers plat onder het bed, daar lag ook het oranje zwemvest klaar.

Toen iedereen aanwezig was werd er omgeroepen dat er een sloepenrol gehouden zou worden waar eenieder aan mee moest doen.



Dat is wel een koddig gezicht om 475 mensen die nog nooit een oranje zwemvest van dichtbij hadden gezien, te zien worstelen met zon ding. Gelukkig waren er bemanningsleden die ons hielpen met het goed aantrekken van zon onmogelijk kledingsstuk. Eerst je hoofd door de bovenste opening, en dan pas de armen door de daarvoor bestemde lussen halen. Vervolgens het lint twee maal om je middel en van voren vastknopen en als je eenmaal zo bent uitgedost ergens trachten, dik en oranje, te gaan zitten en af te wachten. Er was ook nog een ingenieus lampje dat door draaiing licht begon te geven zodat men elkaar niet uit het oog verloor, mochten de passagiers door een onbekende oorzaak toch te water gekomen zijn. Sonia zou inmiddels weg gedobberd zijn, want haar lampje ontbrak geheel en dat was dus al vragen om moeilijkheden terwijl we nog op het droge stonden. We hadden allemaal een nummer gekregen van de reddingboot waar we ons vervoegen moesten bij calamiteiten. Er vormden zich groepen die allemaal van elkaar gescheiden waren . Dus per groep naar de voor hen bepaalde reddingsboot. Die boten werden echter niet getoond, ze hingen nog steeds een dek hoger. Dat was jammer, want wij wisten nog niet aan welke kant wij zouden moeten zijn zodat bij een echte tewaterlating van boten en passagiers het toch nog een ratjetoe zou worden. Maar goed, de kapitein vond het kennelijk wel welletjes en wij werden van ons reddingsvest ontslagen. S. maakte bij de instantie melding van het ontbreken van het lampje hetwelk de volgende dag verholpen was.

De passagiers waren in twee groepen ingedeeld in een groep Groen en een groep Rood die zich aan bepaalde regels dienden te houden om elkaar niet teveel in de weg te lopen. We kregen de volgende dagindeling voor onze groep Rood.

We waren om 10.00 uur vertrokken richting Istanbul.

We hadden de safety drill zoals net beschreven net achter de rug en we mochten even uitrusten. Om 12.00 uur lunch op dek 7 waar het zonnedek was met een lopend buffet, of een lunch à la carte op dek 3. De Egeïsche Zee was toch ruwer dan we dachten.



Om 15.00 uur volgde er een muzikaal recital door de pianiste Mila Balawskaja en de cellist Dmitry Ferschtman die wij persoonlijk goed kennen omdat hij de celloleraar was van David Bukowinsky, onze inwonende Zweedse student en van Jakob Kullberg, een Deense student en vriend waarmee wij lange tijd, tijdens zijn studie aan het Amsterdamse conservatorium, contact hadden en die regelmatig bij ons studeerde.

Om 16.00 uur was er de eerste lezing van

Michiel Scheltema die ging over

Islam, rechtstaat en democratie ( zie beknopte beschrijving). Gevolgd door een lezing van Henk van Os :

Mozaïeken en muurschilderingen in de kloosterkerk van Chora (deel 1)

 's Avonds na het diner kregen we een presentatie van de kapitein die de hoofden van zijn bemanning aan ons voorstelde. Mensen uit velerlei streken. De scheepsdokter kwam uit Servië en de chef-kok uit de Filippijnen, wat trouwens niet uit zijn maaltijden te proeven was. Wat geserveerd werd was bereidt met Europese ingrediënten wat jammer was en wij hadden sterk de indruk dat deze maaltijden lange tijd geleden waren ingekocht. Van de plaatselijke recepten die wij in de havens waar wij aanlegden eventueel zouden kunnen genieten werd geen gebruikt gemaakt.

Helaas hebben wij de nauwe zeestraat die bekend staat onder de naam de Dardanellen niet gezien omdat wij daar s nachts doorheen voeren. Dat was wel jammer, want híer werd in vroeger dagen hevig om een vrije doorvaart gevochten en is daar veel leed geschied.

 

Athene - beklimming van de Acropolis

9 september Een groot deel van de ochtend van deze dag besteden we aan de beklimming van de Acropolis. We vertrokken daartoe met de bus om het eerste stuk af te leggen. We werden (gelukkig) ingedeeld bij een Engels sprekende gids. Dit was een echte Griek, terwijl de Nederlands sprekende gids niet te verstaan was. De opgaande weg waar wij als groep over liepen was in eerste instantie met gladde platen geplaveid. Daarna kwam een ruwer stuk en dan een nóg ruwer met ongelijkmakende rotsblokken en uitsteeksels die mij ook parten speelden.

Toen, geërgerd dat mijn camera ineens geen beeld meer gaf terwijl ik nu juist zulke mooie plaatsjes kon schieten, zo bezig met het toestel dat ik niet keek waar ik mijn voeten neer zette, gebeurde het onvermijdelijke en stortte ik ter aarde. Maar twee stoere toeristen trokken me meteen weer omhoog en zetten me weer op de been. Even later deed de camera het ook weer en we vervolgden opgelucht onze weg naar boven.

Dé Tempel, van de maagd Athena, het Parthenon verhief zich zoals hij zich eeuwen had verheven en in vele liederen in vele talen was bezongen en geprezen. Nu stonden we in levende lijve voor hem en zagen vol ontzag zijn grootsheid en zijn majesteit. Weliswaar werd er nog driftig aan zijn innerlijk gerestaureerd en stond er een heuse hijskraan het uitzicht te verpesten, maar aan de zijkant was dat minder duidelijk te zien. Er was ook nog een half gerestaureerd poortgebouw en het Erechtheion en genoeg brokstukken marmer en steen voor een derde tempel. 

 
We kregen 20 minuten van de gids om het moois te fotograferen, dan zouden we weer naar beneden gaan voor vervolgende uitstap die we zouden maken. Maar wij hielden nog even een sanitaire stop en kwamen kennelijk te laat op het meeting point waardoor we dus de meute misten. Achteraf was dit maar gelukkig, want op het plaatje van het Forum te zien was hun uitstap een ruimte waar nauwelijks iets overeind stond en waar de club naar toe wandelen moest, en weer terug natuurlijk en dat was wel iets teveel voor die ouwetjes. Gelukkig ontdekten we, te laat, een terrasje waar al wat ons bekende mensen opzaten en waar het, volgens hen, goed toeven was. Na enig zoeken vonden we onze bus en teruggekeerd in het hotel besloten we eerst te gaan lunchen in het mooie glazen Roof Garden Restaurant met dat fenomenale uitzicht. Toen zochten we de kamer op voor een klein slaapje en daar weer na een plons in het zwembad. Een welkome afwisseling. Prachtig zwemwater met rondom gemakkelijke ligstoelen, parasols en een ober die drankjes aanbracht, kortom een hemels uitje.

's  Avonds gingen we er met zn tweeën op uit en aten we in een leuk restaurannetje aan de promenade waar veel Grieken zaten en waar het eten dus goed was en niet zo toeristisch.

 

Aankomst Athene

Op 8 september vlogen we in 3.5 uur naar Athene waar wij onze klok een uur moesten vooruit zetten wegens het tijdsverschil. We werden opgewacht door mensen van de organisatie van de NRC die ons van onze koffers scheiden en ons per bus naar het Acropolismuseum voerde. Dit eigentijdse museum is geconstrueerd direct boven de fundamenten van de oude Griekse stad. De vloer bestaat uit dikke glazen platen waardoor het lijkt of men zo de diepte instapt terwijl men daarop over de oude stad heen wandelt. Het museum kijkt uit op de Acropolis, het platform dat boven Athene uitrijst met daarop het Parthenon. Een indrukwekkend gezicht. Er zijn tal van opgegraven gebruiksvoorwerpen te zien. Ook beelden van marmeren schonen en marmeren platen met voorstellingen van woeste paarden met ruiters voor zover lord Elgin die platen niet heeft meegenomen. Onze gids insisteert dat die zo spoedig mogelijk teruggegeven dienen te worden. Na een uitgebreide bezichtiging namen we weer in de bus plaats en reden naar het Royal Olympic hotel dat op een boogscheut van de Tempel van Zeus lag. Indertijd was dat een reuze Tempel, nu stonden er nog enkele zuilen overeind om ons een flauwe indruk te geven hoe het er vroeger moet hebben uitgezien. Het geheel was echter goed geconserveerd en maakte de indruk dat de restauratie van deze en andere tempels en Tempels, (ook het Parthenon) met goede hand en waarschijnlijk met buitenlands geld op peil gehouden wordt.

Ons hotel was prima verzorgd en het had als extra attractie een daktuin restaurant waar we konden constateren wat een prachtig uitzicht we hadden op de Tempel van Zeus (Jupiter), op de Acropolis die zich opzij van ons verhief en op een groot gedeelte van Athene.



's Avonds ging onze groep met Hanneke van Mierlo mee door het nachtelijk Athene om ergens bovenin met uitzicht op Athene een maaltijd te genieten van allerlei Griekse heerlijkheden, bereidt, gepresenteerd en becommentarieerd door een dikke matrone met een gulle lach.

De voorbereiding van de reis naar de Zwarte Zee

We hebben ons ingeschreven voor een culturele reis Athene, Istanbul & de Zwarte Zee uitgaande van de NRC Handelsblad Academie.




Paul Vigeveno ,directeur van de NRC Academie, leidt de sprekers in

We kregen daartoe een inleidende studiemiddag in de Westerkerk op 25 augustus.

Deze kerk was voor de gelegenheid geheel afgehuurd. Er kwamen rond de 475 mensen op deze bijeenkomst. Er waren drie sprekers uitgenodigd die ons vast moesten warm maken voor de toekomstige reis, te weten : Henk van Os, oud directeur van het Rijksmuseum, Pieter Steinz expert letterkunde en Ramsey Nasr, acteur en dichter/schrijver. Het heerlijke van een dergelijk gebeuren is dat de schrijver dezes kan putten uit het gedistribueerde materiaal dat voor deze reis voorhanden was. Alle reisdocumenten, tickets voor de diverse excursies die wij van te voren hadden opgegeven, koffer tickets en interessante literatuur zitten in een dikke map. De literatuurlijst, toegesneden op de reis, behelst een groot aantal boeken, (zie lijst). Sonia had zich al vooraf op de hoogte willen stellen en had daartoe bij de bibliotheek een aantal werken gehaald voor zover die niet digitaal aan haar I-Pad konden worden toevertrouwd.

zondag 5 augustus 2012

Morning after - Chez Nous

Vanmorgen zagen we tot onze verbazing feestgangers, schuilend voor de regen, die zich kennelijk in dag vergist hadden, tenminste als ze kwamen voor de gay-parade. Nee, het waren de figuranten voor de opname van de nieuwe film van Tim Oliehoek. De film "Chez-Nous" gaat over een homo-café en gebruikt de parade als achtergrond. Het was heel vermakelijk om de acteurs, waaronder Peter Faber,  in actie te zien. Gelukkig voor de filmmakers en figuranten klaarde het op en werden het zonnige opnames.





Actie op de set van Chez-Nous

zaterdag 4 augustus 2012

Gay parade in regen en zonneschijn







Zaterdag 4 augustus 2012 voor de zoveelste keer, reuze herrie en drukte. Maar we gunnen de jongens en meisjes hun feestje.

zaterdag 21 juli 2012

"Will you survive?" vraagt de agent


Ik ben na ziekte, nog steeds niet in orde. Mijn nachten zijn kort. Vannacht wakker om 4:08 uur. De cafés van de Leidsebuurt sluiten, het lawaai van vertrekkende, beschonken gasten ben ik wel gewend. Ik word klaar wakker van de partygeluiden onder mijn raam. Het is nog nacht. Surinaamse mannen zitten op mijn stoep en nemen luidkeels de gebeurtenissen van de afgelopen nacht door. De Capo zit op een stoel in het midden van de kring. Één ligt er relaxed op zijn rug naar boven te staren,  languit, benen gespreid, midden op het trottoir. Ik kijk recht in zijn gezicht. Hij ziet mij niet achter het donkere raam. Een agent loopt langs. Hij zegt niets. Lachen.
Ineens bevliegt me de woede. Ik ruk het slaapkamerraam open. Beleefd blijven. "Willen jullie ergens anders gaan zitten. Ik wil slapen. Ik heb er genoeg van".
Gejoel. Ik trek me ijlings terug. Een stem : "Ja, mevrouw, we gaan al". Het geluid neemt af, zwelt dan weer aan. Een man bemoeit er zich mee. "Ach man," hoor ik nog een hoge falsetstem roepen "we zijn alleen maar aan het chillen".

Even na 5:00 word ik weer wakker door mannenstemmen, nu in het Engels. Een agent zit in de open deur van een surveillancewagen op hoge toon te praten met een jongen die zich probeert staande te houden op het trottoir. Hij heeft geen houvast en zwengelt heen en weer, telkens een stapje opzij zettend in een poging zijn evenwicht te hervinden. Vroeg of laat slaat hij tegen de vlakte. Hij is jong, blond, tenger, modieus gekleed. Hij zegt dat hij uit Engeland komt. Hij blijft een week. Ja, hij heeft onderdak. Waar? Hij probeert een adres op te diepen uit zijn broekzak maar zijn jeans zit te strak om zijn heupen. De agent vraagt wat hij aan zijn rechterhand heeft. De jongen zegt dat hij erop gevallen is. De hand ziet sneeuwwit, hangt in een rare slappe bocht. Hij is onbruikbaar om in de broekzak te geraken. De jongen gaat languit liggen op het bordes. Kronkelt om met zijn goede hand het briefje te vinden. Ha, daar is het, kijk maar. De agent knikt, gelooft het wel. De jongen blijft liggen. "Will you survive?" vraagt de agent.  De jongen lacht "Oh yes, I'll survive"  De agent trekt het portier dicht en zijn collega geeft gas.  De jongen ligt nog steeds op het bordes in het vale ochtendlicht. Krabbelt dan op en waggelt richting Leidsegracht. Waar hij heeft gelegen is het zeiknat. Zijn lichaam staat donker afgetekend in het blauwe hardsteen, van zijn schouders tot zijn kruis.  Ik staar naar de plek... Op dat ogenblik komt de buurman naar buiten, op weg naar zijn werk. Hij heeft de jongen zien vertrekken. Ook hij schudt ongelovig het hoofd.

De kroonlantaarn terug op de Prinsengracht


Een hooggeleerd comitee heeft er zich over gebogen, heeft weloverwogen geadviseerd. De stadsdeelraad Centrum heeft het geaccordeerd en nu zijn ze herplaatst voor de deur: de kroonlantaarns naar het Amsterdamse model van 1883 op hun authentieke sokkels.
Ze zijn fraai. En  verantwoord : ten bewijze heb ik een aantal archieffoto's naast elkaar geplaatst.
model 1903 de gaslantaarn

Het model tot de zomer 2012

De nieuwe kroonlantaarn wordt geplaatst

Oud en nieuw naast elkaar op de vrachtwagen

Tot slot : Het verlies qua licht en sfeer 's nachts.  De Prinsengracht had met zijn oranje straatverlichting iets dellerigs.  OK. Er was teveel strooilicht, milieuvervuiling : het Paleis van Justitie werd aangestraald als een feestelijk monument, de bogen van oranje gloeilampen onder de bruggen boden een eeuwige kerstsfeer. Verspilling, irritatie ook dat we aldoor moesten verduisteren. Je kon, mits de gordijnen open bleven, 's nachts door ons huis laveren, zelfs krantenkoppen lezen, zonder bij te lichten.
Maar nu is het buitenlicht koel, grijs, strak naar beneden gericht. We kunnen 's nachts niet meer zien wat er aan de overkant van de gracht gebeurt, maar de geparkeerde auto's voor de deur staan wel in helder licht. Maar zowel vroeger als nu was en blijft het nodig een eigen deurlantaarn te hebben om het sleutelgat van de voordeur te kunnen vinden. We geloven niet dat de veiligheid erop is vooruitgegaan. De feestelijkheid is aangetast. En de authenticiteit? Fakkels, kaarsen en gaslantaarns waren nog authentieker.



Zo was het vorige winter nog.