zaterdag 21 juli 2012

"Will you survive?" vraagt de agent


Ik ben na ziekte, nog steeds niet in orde. Mijn nachten zijn kort. Vannacht wakker om 4:08 uur. De cafés van de Leidsebuurt sluiten, het lawaai van vertrekkende, beschonken gasten ben ik wel gewend. Ik word klaar wakker van de partygeluiden onder mijn raam. Het is nog nacht. Surinaamse mannen zitten op mijn stoep en nemen luidkeels de gebeurtenissen van de afgelopen nacht door. De Capo zit op een stoel in het midden van de kring. Één ligt er relaxed op zijn rug naar boven te staren,  languit, benen gespreid, midden op het trottoir. Ik kijk recht in zijn gezicht. Hij ziet mij niet achter het donkere raam. Een agent loopt langs. Hij zegt niets. Lachen.
Ineens bevliegt me de woede. Ik ruk het slaapkamerraam open. Beleefd blijven. "Willen jullie ergens anders gaan zitten. Ik wil slapen. Ik heb er genoeg van".
Gejoel. Ik trek me ijlings terug. Een stem : "Ja, mevrouw, we gaan al". Het geluid neemt af, zwelt dan weer aan. Een man bemoeit er zich mee. "Ach man," hoor ik nog een hoge falsetstem roepen "we zijn alleen maar aan het chillen".

Even na 5:00 word ik weer wakker door mannenstemmen, nu in het Engels. Een agent zit in de open deur van een surveillancewagen op hoge toon te praten met een jongen die zich probeert staande te houden op het trottoir. Hij heeft geen houvast en zwengelt heen en weer, telkens een stapje opzij zettend in een poging zijn evenwicht te hervinden. Vroeg of laat slaat hij tegen de vlakte. Hij is jong, blond, tenger, modieus gekleed. Hij zegt dat hij uit Engeland komt. Hij blijft een week. Ja, hij heeft onderdak. Waar? Hij probeert een adres op te diepen uit zijn broekzak maar zijn jeans zit te strak om zijn heupen. De agent vraagt wat hij aan zijn rechterhand heeft. De jongen zegt dat hij erop gevallen is. De hand ziet sneeuwwit, hangt in een rare slappe bocht. Hij is onbruikbaar om in de broekzak te geraken. De jongen gaat languit liggen op het bordes. Kronkelt om met zijn goede hand het briefje te vinden. Ha, daar is het, kijk maar. De agent knikt, gelooft het wel. De jongen blijft liggen. "Will you survive?" vraagt de agent.  De jongen lacht "Oh yes, I'll survive"  De agent trekt het portier dicht en zijn collega geeft gas.  De jongen ligt nog steeds op het bordes in het vale ochtendlicht. Krabbelt dan op en waggelt richting Leidsegracht. Waar hij heeft gelegen is het zeiknat. Zijn lichaam staat donker afgetekend in het blauwe hardsteen, van zijn schouders tot zijn kruis.  Ik staar naar de plek... Op dat ogenblik komt de buurman naar buiten, op weg naar zijn werk. Hij heeft de jongen zien vertrekken. Ook hij schudt ongelovig het hoofd.

Geen opmerkingen: